Disfarmers roem bleef beperkt tot Heber Springs. Pas na zijn dood wordt zijn werk gepubliceerd en door critici ontvangen als 'artistiek begaafd werk' en gezien als een 'klassieke episode' in de geschiedenis van de Amerikaanse fotografie.
Portretten van een klein Amerikaans bergdorp
Disfarmer wordt geboren als Mike Meyer (1884-1959) in een naar Amerika geëmigreerd Duits gezin. Door zijn ongenoegen met zijn familie en het boerenbestaan verandert Meyer zijn naam in Disfarmer, omdat hij zich een Meyer noch een boer voelt. Hij verwerpt het boerenleven van Arkansas en stort zich in de fotografie als uiting van zijn vrijheid. Hij leert zichzelf het vak en start al snel een eigen fotostudio.
Na de dood van Disfarmer in 1959 koopt de gepensioneerde legerofficier Joe Albright Disfarmers complete studio op. Albright vindt meer dan drieduizend glasnegatieven. Deze collectie wordt door fotograaf en redacteur Peter Miller van Albright overgenomen. Miller publiceert de portretten gedurende een jaar in The Sun en stuurt kopieën door naar Julia Scully, hoofdredacteur van het tijdschrift Modern Photography. Scully is direct overtuigd van de unieke kwaliteit van de foto's van Disfarmer en zet zich sindsdien in zijn werk publiekelijk te tonen. Het eerste resultaat is te zien in de publicatie 'Disfarmer: the Heber Springs Portraits 1939-1946' en wordt gezien als een van de belangrijkste werken in de geschiedenis van de portretkunst. De modellen van Disfarmer kijken recht in de camera. Het zijn gewone mensen in speciaal voor deze gelegenheid gekozen kleding. Ze staan of zitten, individueel of in secuur geformeerde groepjes. Het zijn neutrale portretten van mensen zoals ze zijn. Disfarmer erkent hun eenvoud en brengt dit tot uitdrukking in zijn foto's. De portretten bieden de mogelijkheid onze eigen verhalen over cultuur en samenleving erin te projecteren.
